De sterke lijn op de vierde plaats, de plaats van de ambtenaar in een leidende positie, vindt bij al de andere, zwakke lijnen welwillendheid en gehoorzaamheid. Het bovenste teken – Tsjen – heeft de beweging als eigenschap, het onderste – K’oen – de gehoorzaamheid, de overgave. Er begint dus een beweging, die overgave ontmoet en daardoor meeslepend, bezielend werkt. Van groot belang is verder de wet van de beweging langs de lijn van de minste weerstand; deze wordt in dit teken uitgesproken als wet voor het gebeuren in de natuur en in het mensenleven.
HET OORDEEL
De Geestdrift. Bevorderend is het
Helpers aan te stellen en legers te laten oprukken.
De tijd van de geestdrift steunt op het feit dat er een man van betekenis is, die voeling houdt met de volksziel en in overeenstemming daarmee handelt. Daarom vindt hij overal gewillige gehoorzaamheid. Voor het wekken van geestdrift is het dan ook noodzakelijk dat men zich met zijn beschikkingen richt naar de aard dergenen die men wil leiden. Op deze regel van de beweging langs de lijn van de minste weerstand berust de onverbrekelijkheid der natuurwetten. Ze zijn niet iets buiten de dingen, maar de aan de dingen immanente harmonie van de beweging. Daarom wijken de hemellichamen niet af van hun baan, en voltrekt elk gebeuren in de natuur zich met vaste regelmaat. Zo liggen de dingen ook in de menselijke samenleving. Ook hier zal men slechts die wetten kunnen doorvoeren die in het volksbewustzijn wortelen, terwijl wetten die tegen dit gevoel indruisen slechts verbittering wekken.
De Geestdrift maakt het dan ook mogelijk helpers aan het werk te zetten om de werken tot stand te bengen, zonder dat men geheime tegenwerking te vrezen zal hebben. De Geestdrift is het ook die massabewegingen, zoals in de oorlog, zulk een eenheid vermag te geven dat ze de overwinning behalen.
HET BEELD
De donder komt uit de aarde opklinken:
Het beeld van de Geestdrift.
Zo maakten de oude koningen muziek
Om de verdiensten te eren;
Zij wijdden haar als een heerlijke offerande
Aan de hoogste God,
Terwijl zij hun voorvaderen daarbij uitnodigen.
Als de donder, de elektrische kracht, in het begin van de zomer weer uit de aarde tevoorschijn komt ruisen en het eerste onweer de natuur verfrist, lost zich een lange spanning op. Verlichting en vreugde zijn er het gevolg van. Zo bezit ook de muziek de macht om de spanning in het hart, de kracht der sombere gevoelens te verbreken. De geestdrift van het hart uit zich onwillekeurig in gezang, in dans en in ritmische bewegingen van het lichaam. Van oudsher werd de bezielende werking van de onzichtbare klank, die de harten der mensen beweegt en verenigt, als een raadsel gevoeld. De heersers maakten gebruik van deze natuurlijke neiging voor de muziek. Ze gaven haar een eervolle plaats en stelden er regels voor vast. De muziek gold als iets ernstigs en heiligs, ze moest de gevoelens der mensen reinigen. Ze moest de deugden der helden prijzen, en zo een brug slaan naar de bovenzinnelijke wereld. In de tempel naderde men de Godheid met muziek en gebarenspel (waaruit zich later het theater heeft ontwikkeld). De religieuze gevoelens ten opzichte van de Schepper der wereld werden verenigd met de heiligste menselijke aandoeningen: de gevoelens van eerbied jegens de voorvaderen. Deze laatsten werden tot bijwoning dezer godsdienstoefeningen uitgenodigd als gasten van de Heer des Hemels en als vertegenwoordigers der mensheid in die hogere regionen. Terwijl zo het eigen verleden met de Godheid werd verweven in plechtige momenten van religieuze extase werd de band tussen Godheid en mensheid geconsolideerd. De heerser, die in zijn voorouders de Godheid vereerde, was daardoor de Zoon des Hemels, in wie de hemelse en de aardse wereld in mystiek contact met elkaar kwamen. Deze gedachten zijn de laatste en hoogste samenvatting van de Chinese cultuur. Confucius zelf zei van het grote offer, waarbij het ritueel deze gebruiken in ere hield: ‘Wie dit offer volkomen begreep zou de wereld kunnen regeren als wentelde die zich rond op zijn hand’.