Het Chinese teken Koe stelt een schotel voor waarin zich wormen ontwikkelen. Dat betekent het bedorvene. Het bederf is ontstaan doordat de zachtmoedige onverschilligheid van het onderste trigram is samengekomen met de starre traagheid van het bovenste; het resultaat is lauwheid, verwaarlozing. Hier is dus sprake van schuld, en deze toestanden houden de aansporing in, dat weer goed te maken. Daarom is de betekenis van het teken niet eenvoudig ‘het bedorvene’, maar ‘het bedorvene als taak’, het ‘Werk aan het Bedorvene’.
HET OORDEEL
Het Werk aan het Bedorvene heeft verheven welslagen.
Het is bevorderlijk het grote water over te steken.
Vóór het beginpunt drie dagen,
Ná het beginpunt drie dagen.
Wat door schuld van mensen is bedorven, kan door werk van mensen weer worden goedgemaakt. Het is geen onverbiddelijk noodlot, zoals gedurende de tijd van de Stilstand (hexagram 12: P’i), maar misbruik van de menselijke vrijheid dat de toestand van het verderf heeft veroorzaakt. Bij het werk van de verbetering zijn de vooruitzichten dan ook gunstig, daar ze in overeenstemming zijn met de door de tijd geboden mogelijkheden. Men mag alleen niet terugschrikken voor werk en gevaar – gesymboliseerd door het oversteken van het grote water – men moet energiek aanpakken. Een eerste vereiste voor het welslagen is echter dat men alles goed overlegt. Dat is uitgedrukt in de toevoeging: ‘Vóór het beginpunt drie dagen, ná het beginpunt drie dagen’. Eerst moet men de oorzaken kennen die tot het verderf hebben gevoerd, anders kan men ze niet opheffen: daarom moet men waakzaam zijn gedurende de tijd vóór het beginpunt. Vervolgens moet men zorgen dat men goed in het nieuwe gareel komt, zodat een terugval wordt vermeden: daarom moet men waakzaam zijn gedurende de tijd ná het beginpunt. In plaats van de onverschilligheid en de traagheid die tot het bederf hebben geleid moeten nu vastberadenheid en energie aan den dag treden opdat het einde gevolgd zal worden door een nieuw begin.
HET BEELD
Aan de voet van de berg waait de wind:
Het beeld van het bederf.
Zo wekt de edele de mensen op en sterkt hij hun geest.
Als de wind aan de voet van de berg waait wordt hij erdoor teruggeworpen en beschadigt hij de planten. Dat houdt een aansporing tot verbetering in. Zo is het ook met de wisselvalligheden van het gemoed en van de mode: ze brengen bederf in de menselijke samenleving. Om daar een einde aan te maken moet de edele de maatschappij vernieuwen. De manieren om dat te bereiken worden eveneens uit de beide oertekens afgeleid, maar hun werkingen moeten zich in goede orde ná elkaar ontplooien. Hij moet eerst de lauwheid uit de weg ruimen door de openbare mening wakker te schudden (zoals de wind alles door elkaar schudt); daarna het karakter der mensen versterken en hen kalmeren (zoals de berg rust en voedsel geeft aan alles wat in zijn omgeving groeit).