Het teken toont een vuur dat uit de geheime diepten van de aarde tevoorschijn breekt en oplaaiend de berg, de hemelse hoogte, verlicht en verfraait. De bekoorlijkheid, de schone vorm, is onmisbaar bij elke vereniging, opdat ze ordelijk en aantrekkelijk wordt, niet chaotisch en rommelig.
HET OORDEEL
Bekoorlijkheid heeft welslagen.
In het klein is het bevorderlijk iets te ondernemen.
De bekoorlijkheid brengt succes. Zij is echter niet het wezenlijke, de grondslag, ze vormt slechts het ornament. Daarom mag ze slechts spaarzaam, in het klein worden aangewend. In het onderste teken – Vuur – treedt een weke lijn tussen twee sterke en maakt ze mooi; de sterke lijnen echter zijn het wezen, de zwakke lijn is de verfraaiende vorm. In het bovenste teken – Berg – treedt de sterke lijn beslissend aan de spits, zodat ze ook hier als toonaangevend beschouwd moet worden. In de natuur ziet men aan de hemel het sterke licht van de zon. Op haar berust het leven van onze wereld. Maar dit sterke, wezenlijke, wordt getransformeerd en vindt bekoorlijke afwisseling door maan en sterren. In het mensenleven bestaat de schone vorm daarin dat er als bergen vaststaande, sterke ordeningen bestaan, die door de stralende schoonheid aantrekkelijk worden gemaakt. De waarneming van de vormen aan de hemel verleent het vermogen de tijd in zijn steeds wisselende eisen te begrijpen. De waarneming van de vormen in het mensenleven verleent de mogelijkheid de wereld te vormen.
Opmerking: Het teken toont de rustende schoonheid: binnen klaarheid en buiten stilte. Dat is de rust van de reine contemplatie. Als de begeerte zwijgt, de wil tot rust komt, dan manifesteert zich de wereld als voorstelling. Als zodanig is ze schoon en aan de strijd om het bestaan ontrukt. Dat is de wereld van de kunst. Maar door louter contemplatie wordt de wil niet definitief tot rust gebracht. Hij zal weer ontwaken, en al het schone blijkt dan slechts een voorbijgaand verheffend moment geweest te zijn. Daarom is dit nog niet de eigenlijke weg naarde verlossing. Confucius voelde zich daarom dan ook zeer onbehaaglijk toen hij bij het raadplegen van het orakel eens het teken ‘De Bekoorlijkheid’ als antwoord kreeg.
HET BEELD
Beneden aan de berg is het vuur:
Het beeld van de Bekoorlijkheid.
Zo gaat de edele te werk bij de opheldering
Van de lopende zaken,
Maar hij waagt het niet,
Op deze wijze strijdvragen te beslissen.
Het vuur, welks schijn de berg verlicht en bekoorlijk maakt, straalt niet op grote afstand. Zo is een bekoorlijke vorm wel geschikt om minder belangrijke aangelegenheden op te vrolijken en te verlichten, maar belangrijke kwesties kunnen op deze wijze niet worden opgelost. Daar is grotere ernst voor nodig.