Op tweeërlei wijze wordt in dit teken de jeugd en de dwaasheid aangeduid. Het bovenste teken, Ken, heeft als beeld een berg, het onderste, K’an, heeft als beeld het water. De bron die aan de voet van de berg ontspringt, is het beeld van de onervaren jeugd. De eigenschap van het bovenste teken is het Stilhouden (verbergen, verzwijgen), die van het onderste de afgrond, het gevaar. Het stilhouden voor een gevaarlijke afgrond is ook een symbool voor de dwaasheid van de jeugd die van geen raad wil weten. De beide tekens geven echter tevens aan hoe de jeugdige dwaasheden overwonnen kunnen worden: het water is iets dat noodzakelijkerwijze verder stroomt. Al weet het water bij zijn eerste opwellen nog niet waarheen het zal gaan, door aanhoudend voort te stromen vult het de diepte die zijn loop belemmert en het kan aldus zijn doel bereiken.
HET OORDEEL
Jeugddwaasheid heeft welslagen.
Niet ik zoek de jonge dwaas,
De jonge dwaas zoekt mij.
Bij het eerste orakel geef ik antwoord.
Twee-, driemaal vragen is lastig vallen.
Wie mij lastig valt geef ik geen antwoord.
Bevorderlijk is standvastigheid.
In de jeugd is dwaasheid niet erg – men kan desondanks slagen. Men moet alleen een ervaren leraar weten te vinden en hem op de juiste wijze tegemoet treden. Dit betekent in de eerste plaats dat de jeugdige dwaas zich bewust moet zijn van zijn gebrek aan ervaring en een leraar moet raadplegen. Indien hij deze bescheidenheid en deze belangstelling mist is er geen waarborg dat hij zijn leraar met de nodige eerbied en bescheidenheid tegemoet treedt en ontvankelijk zal zijn voor diens lessen.
Daarom moet de leraar wachten tot men hem opzoekt en zich niet uit eigen beweging aanbieden: alleen zó zal hij zijn lessen op de juiste tijd en op de juiste wijze kunnen geven.
Het antwoord dat de leraar op de vragen van de leerling geeft moet duidelijk en beslist zijn, evenals het antwoord dat men van een orakel wenst te ontvangen. Het moet dan worden aanvaard als een positieve beslissing, die een eind maakt aan alle twijfel. Wantrouwend of gedachteloos verder vragen is niet anders dan de leraar lastig vallen, en deze kan er dan maar beter het zwijgen toe doen, gelijk het orakel ook slechts één antwoord geeft en niet reageert op experimentele vragen van een twijfelaar.
Als hierbij nog de volharding komt, die niet rust voor men de lering punt voor punt in zich opgenomen heeft, kan men zeker zijn van een goed resultaat. Het teken bevat dus raadgevingen zowel voor de leerling als voor de leraar.
HET BEELD
Aan de voet van de berg ontspringt een bron: het beeld van de jeugd.
Zo ontwikkelt de edele zijn karakter door grondig te handelen.
Het water uit de bron begint te vloeien en kan de stilstand overwinnen door alle diepe plaatsen die het op zijn weg ontmoet van de grond af op te vullen. Evenzo is grondigheid de weg tot karaktervorming: grondigheid, die niets overslaat maar gaandeweg en gestadig, gelijk het water, alle leemten aanvult en aldus vooruit komt.