Het begrip van de Vermeerdering wordt uitgedrukt doordat de onderste lijn van het bovenste trigram omlaag is gezonken en onder het benedenste trigram heeft plaats genomen. De grondgedachte van het Boek der Veranderingen komt ook in deze opvatting tot zijn recht. Het ware heersen moet dienen zijn. Een offer van het hogere, dat een meer-worden van het lagere bewerkt, wordt kortweg groei genoemd, om daardoor de geest aan te duiden, die alleen het in zijn macht heeft de wereld te helpen.
HET OORDEEL
De Vermeerdering. Het is bevorderlijk iets te ondernemen.
Het is bevorderlijk het grote water over te steken.
Door het offer, dat van boven af voor de groei van het lagere wordt gebracht, ontstaat in het volk een stemming van vreugde en dankbaarheid, die voor de bloei van de gemeenschap buitengewoon waardevol is. Als de mensen hun leiders aldus zijn toegedaan is het mogelijk iets te ondernemen en zullen ook moeilijke, gevaarlijke dingen slagen. Daarom moet men in zulke fortuinlijke perioden, waarin alles zich gunstig ontwikkelt, zijn tijd vooral goed gebruiken en meewerken. De tijd is als die waarin hemel en aarde zich verenigen; waarin de aarde de scheppende kracht van de hemel deelachtig wordt en zo de levende wezens vormt en gestalte geeft. De tijd van de groei blijft niet, daarom moet men er van profiteren zolang hij er nog is.
HET BEELD
Wind en donder: Het beeld van de Vermeerdering.
Alzo de edele: ziet hij iets goeds, dan doet hij het na.
Heeft hij gebreken, dan legt hij ze af.
Door gade te slaan hoe donder en wind wederkerig elkaars groei bevorderen en versterken, leert men hoe men zijn eigen groei en vervolmaking kan bevorderen. Als men bij anderen iets goeds ontdekt, moet men het nadoen om zich zo al het goede op aarde eigen te maken. Als men bij zichzelf iets verkeerds ontdekt, moet men dat afleggen. Op die manier bevrijdt men zich van het kwade. Deze ethische verandering is de belangrijkste groei van de persoonlijkheid.