Boven is het meer, het water diep daaronder. Het meer is dus leeg en opgedroogd (letterlijk: ‘uitgeput’). Nog op een andere manier wordt de uitputting, de benauwenis uitgebeeld: boven een donkere lijn, die twee lichte lijnen omlaag houdt; beneden een lichte lijn, tussen twee donkere ingeklemd. Het bovenste trigram behoort tot het donkere principe, terwijl het onderste tot het lichte principe hoort. Zo worden overal de edelen door de gemenen onderdrukt en ingesloten.
HET OORDEEL
De Benauwenis. Welslagen. Standvastigheid.
De grote man bewerkt heil. Geen blaam.
Als men iets te zeggen heeft wordt men niet geloofd.
Tijden van rampspoed zijn het tegendeel van succes. Niettemin kunnen ze tot succes leiden als ze de juiste man treffen. Een sterk mens die in de verdrukking geraakt blijft in weerwil van alle gevaar blijmoedig, en deze blijmoedigheid is de grondslag voor zijn latere succes. Het is zijn innerlijke bestendigheid, die sterker is dan het noodlot. Wie zich door uitputting innerlijk laat breken, heeft inderdaad geen succes. Maar in een mens die er zich alleen door terneer laat buigen, wekt de benauwenis een kracht tot reactie, die mettertijd stellig aan het licht komt. Doch daartoe is het gemeen niet in staat. Slechts de grote man bewerkt heil en blijft vrij van feilen. Wel is het hem aanvankelijk onmogelijk naar buiten invloed uit te oefenen, daar zijn woorden niets uitwerken. Daarom is het in benarde tijden van het grootste belang innerlijk sterk te zijn en niet veel te praten.
HET BEELD
In het meer is geen water: het beeld van de Uitputting
Zo zet de edele zijn leven op het spel
Om zijn wil te volgen.
Als het water uit het meer naar beneden is gezakt, moet het meer uitdrogen en uitgeput raken. Dat is noodlot. Dat is het beeld van een vijandig lot in het mensenleven. In zulke tijden kan men niets anders doen dan zijn kruis dragen en zichzelf trouw blijven. Het komt daarbij echter aan op de diepste laag van het menselijk wezen; want alleen deze is sterker dan het noodlot, dat ons van buitenaf treft.