De berg (Ken) staat stil, boven vlamt het vuur (Li) op, maar het blijft niet. Daarom blijven ze niet bij elkaar. Vreemde landen, scheiding is het lot van de zwerver.
HET OORDEEL
De Zwerver. Door kleinheid welslagen.
Standvastigheid brengt de zwerver heil.
Als zwerver en vreemdeling mag men niet ruw optreden en niet te veel pretenties hebben. Men heeft geen grote kennissenkring, dus mag men geen hoge borst opzetten. Men moet voorzichtig en gereserveerd zijn, dan beschermt men zich tegen het kwaad. Als men voorkomend is jegens de anderen zal men voordeel verkrijgen. De zwerver heeft geen vaste woonstede, de straat is zijn tehuis. Daarom moet hij ervoor zorgen dat hij innerlijk rechtschapen en betrouwbaar is, alleen op goede plaatsen vertoeft en alleen met goede mensen omgaat. Dan heeft hij geluk en kan hij ongestoord zijn weg gaan.
HET BEELD
Op de berg is vuur: het beeld van de Zwerver.
Zo is de edele klaar van geest en voorzichtig in het
Toepassen van straffen, en houdt hij een proces niet slepende.
Als het gras op de berg brandt geeft dat een helder licht. Maar het vuur blijft niet, het gaat daarheen waar het nieuw voedsel vindt. Het is slechts een snel voorbijgaand verschijnsel. Zo moet het ook zijn met straffen en processen. Die moeten een even snel voorbijgaand verschijnsel zijn en niet slepende worden gehouden. De gevangenissen behoren de mensen slechts voor korte tijd, als passanten, op te nemen; het moeten geen blijvende woonsteden worden.