De wind, die boven over het water blaast, verstrooit het en lost het op in schuim en damp. Daarin ligt ook de gedachte dat de levensenergie van de mens, wanneer deze zich niet kan uiten (hetgeen door de eigenschap van het benedenste teken als gevaar wordt aangeduid), door de zachtmoedigheid weer verstrooid en opgelost wordt.
HET OORDEEL
De Oplossing: Welslagen. De koning nadert zijn tempel.
Het is bevorderlijk het grote water over te steken.
Bevorderlijk is standvastigheid.
Dit teken heeft in zijn tekst enige overeenkomst met hexagram 45 Tsw’éi ‘het Verzamelen’. Daar hebben wij te doen met het bijeenbrengen van wat gescheiden is, zoals het water zich in meren op de aarde verzamelt. Hier gaat het om de verstrooiing en oplossing van het scheiding brengende egoïsme. ‘De Oplossing’ wijst als het ware de weg die naar ‘het Verzamelen’ leidt. Zo is het te verklaren dat de teksten op elkaar lijken.
Om het scheiding brengende egoïsme der mensen te overwinnen zijn religieuze krachten nodig. Het gemeenschappelijk vieren der grote offerfeesten en godsdienstige plechtigheden, die tegelijkertijd het onderling verband en de sociale rangorde van familie en staat manifesteerden, was het middel dat de grote heersers aanwendden om de harten in een gemeenschappelijke gevoelsopwelling door heilige muziek en ceremoniële pracht tot het bewustzijn van de gemeenschappelijke oorsprong van alle wezens te brengen, waardoor de scheiding werd overwonnen en de verstarring opgelost. Een tweede middel is het samenwerken aan gemeenschappelijke grote ondernemingen, waardoor het volk een groot doel voor ogen heeft: in de concentratie op dit doel vallen alle scheidingsmuren weg, evenals op een schip dat een grote stroom oversteekt, alle handen moeten meehelpen aan het gemeenschappelijk werk.
Tot zo’n oplossing van de hardheid van het egoïsme is echter slechts hij in staat die zelf vrij is van alle egoïstische bijgedachten en volhardt in zijn rechtvaardigheid en standvastigheid.
HET BEELD
De wind waait over het water: het beeld van de Oplossing.
Zo offerden de oude koningen aan hun Heer
En bouwden zij tempels.
Het water begint in de herfst en de winter te verstarren en tot ijs te bevriezen. Als de milde lentewinden komen, verdwijnt de verstarring weer, en het in ijsschotsen verstrooide verenigt zich weer. Zo is het ook met de geest van het volk. Door hardheid en zelfzucht verstart het hart, en in deze verstarring zondert het zich af van al het andere. Egoïsme en hebzucht isoleren de mensen. Daarom moet een vrome ontroering zich meester maken van hun harten. Ze moeten worden verlost door een huivering van ontzag in het aangezicht van de Eeuwigheid, die hun als in een bliksemflits een intuïtief begrip geeft van de Enige Schepper van alle levende wezens en hen verenigt door de macht der gemeenschapsgevoelens bij de heilige plechtigheid van de aanbidding van het goddelijke.