Het meer heeft een beperkte ruimte. Als er meer water naar binnen komt loopt het over. Daarom moet men de watertoevloed beperken. Het beeld toont ons water beneden en water boven, met het firmament ertussenin als afgrenzing.
Het Chinese woord voor beperking betekent eigenlijk de vaste geledingen, waardoor de bamboestengels zijn ingedeeld. In het gewone leven wordt daarmee bedoeld: de spaarzaamheid, die vaste grenzen voor haar uitgaven heeft. In het morele leven zijn het de vaste grenzen die de edele zichzelf stelt voor zijn handelingen, de grenzen van trouw en belangeloosheid.
HET OORDEEL
Beperking: Welslagen.
Bittere beperking mag men niet blijvend beoefenen.
Beperkingen zijn bezwaarlijk. Maar ze richten iets uit. Door spaarzaamheid in het dagelijks leven is men gewapend tegen tijden van gebrek. Door zich terug te houden bespaart men zich beschaming. Maar even onontbeerlijk zijn grenzen en beperkingen in de ordening der kosmische verhoudingen. De natuur heeft vaste grenzen voor winter en zomer, voor dag en nacht, en door deze grenzen krijgt het jaar zijn betekenis. Het nut van de spaarzaamheid is dat door vaste grenzen in de uitgaven de goederen behouden blijven en de mensen geen nadeel lijden.
Ook in de beperking moet men echter maat weten te houden. Als men zijn eigen natuur al te bittere beperkingen zou willen opleggen zou zij daaronder lijden. Als men de beperking der anderen te ver zou willen drijven zouden ze ertegen in opstand komen. Daarom moet men zelfs de beperking beperken.
HET BEELD
Boven het meer is water:
Het beeld van de Beperking.
Zo schept de edele getal en maat,
En onderzoekt hij wat deugd en juiste levenswandel is.
Het meer is eindig; het water is onuitputtelijk. Het meer kan slechts een bepaald gedeelte van het oneindige water bevatten; dat geeft aan het meer zijn eigen aard. Door afzondering, door het stellen van grenzen, verkrijgt in het menselijk leven ook het individu zijn betekenis. Waar het hier dus om gaat is het probleem deze afzonderingen – in zekere zin de ruggegraat van de moraal – klaar en duidelijk te omlijnen. Onbeperkte mogelijkheden zijn niets voor de mens. Daardoor zou zijn leven slechts in het grenzeloze vervloeien. Om sterk te worden heeft men de beperking door de plicht nodig. Alleen door vrijwillig deze beperkingen op zich te nemen en zich uit eigen beweging te onderwerpen aan het gebod van de plicht verkrijgt de enkeling betekenis als vrije geest.