Terwijl bij het teken ‘Het Overwicht van het Grote’ (hexagram 28) de sterke lijnen overheersen – en wel van binnen, ingesloten tussen de beide weke lijnen aan het begin beneden en aan het einde (bovenaan) – overheersen hier de zwakke lijnen, eveneens aan de buitenkant, terwijl de sterke binnen (in het midden) zijn. Daarop berust juist de uitzonderingstoestand. Zijn de sterke lijnen buiten, dan hebben wij het teken I, ‘Voeding’, en Tsjoeng Foe, ‘Innerlijke Waarheid’, die beide geen uitzonderingstoestanden aanduiden. Als de sterken binnenin het overwicht hebben, moeten zij zich doorzetten. Dat loopt uit op strijd en uitzonderingstoestanden in het grote. Hier daarentegen moet noodgedwongen het zwakke naar buiten de vertegenwoordiging op zich nemen. Als men een belangrijke positie inneemt, terwijl men van nature eigenlijk de capaciteiten daarvoor mist, moet men uiterst voorzichtig te werk gaan.
HET OORDEEL
Het Overwicht van het Kleine. Welslagen.
Bevorderlijk is standvastigheid.
Men kan kleine dingen doen,
Men mag geen grote dingen doen.
De vliegende vogel brengt de boodschap:
Het is niet goed omhoog te streven.
Het is goed beneden te blijven. Groot heil!
Uitnemende bescheidenheid en plichtsgetrouwheid zullen zeker met succes worden bekroond; men dient er alleen voor te zorgen dat deze deugden niet ontaarden in holle frasen en kruiperigheid; men moet in zijn persoonlijk optreden de juiste waardigheid weten te bewaren en zichzelf niet weggooien. Men moet begrijpen wat de eisen van de tijd zijn, om de juiste remedie voor de gebreken en de noden van de tijd te kunnen vinden. Toch mag men daar niet te veel van verwachten, daar men niet over voldoende kracht beschikt. Daarom is de boodschap dat men niet naar hoge dingen moet streven maar zich bij het lagere moet houden, zo belangrijk.
De structuur van het hexagram geeft aanleiding tot de uitspraak dat de boodschap door een vogel wordt gebracht. De vier sterke, zware lijnen van binnen, die slechts door twee zwakke lijnen aan de buitenkant worden gesteund (vergelijk hexagram 28: Ta Kwo) geven het beeld van de zware nokbalk. Hier bevinden de dragende weke lijnen zich aan de buitenkant en in de meerderheid; dat geeft het beeld van de zwevende vogel. Maar de vogel moet niet te hoog willen vliegen en zich verbeelden dat hij wel tot de zon kan komen: hij moet bij de aarde blijven, waar zijn nest is. Daarmee brengt hij de boodschap die het teken verkondigt.
HET BEELD
Op de berg is de donder:
Het beeld van het Overwicht van het Kleine.
Zo hecht de edele in zijn levenswandel
Het meeste gewicht aan piëteit.
Bij sterfgevallen hecht hij het meeste gewicht
Aan de droefheid.
Bij zijn uitgaven betracht hij in de eerste plaats
De spaarzaamheid
De donder op de berg is anders dan die in de vlakte. In de bergen is de donder veel dichterbij, terwijl hij buiten het gebergte minder hoorbaar is dan de donder van een gewoon onweer. Zo ontleent de edele aan dit beeld de opwekking om in alles wat hij doet zijn aandacht intensiever te concentreren op de plicht dan een alledaags mens dit pleegt te doen, en er zich niets van aan te trekken dat zijn gedrag van buitenaf bezien misschien kleinzielig zal lijken. Alles wat hij doet neemt hij buitengewoon ernstig; bij sterfgevallen hecht hij veel meer waarde aan innerlijke ontroering dan aan uiterlijk vertoon, en bij zijn persoonlijke uitgaven is hij zeer eenvoudig en bescheiden. Dit alles maakt dat hij tegenover de doorsnee-mens een uitzonderlijke verschijning is. Maar de essentiële betekenis van zijn houding ligt daarin dat hij zich naar buiten steeds aan de kant van het geringe en onaanzienlijke schaart.