Het taoïsme (ook gespeld: daoïsme) is een filosofische stroming, die haar wortels heeft in de vroegste Chinese cultuur en waarvan de de oudste opgetekende bronnen uit de late Zhou-dynastie stammen (periode der ‘Strijdende Staten’ ; 481-221 v. Chr.). Van een strenge ethische filosofie heeft het taoïsme zich al vroeg ontwikkeld tot een populaire religie, die ook vandaag nog veel aanhang vindt.
Kenmerken taoisme
Het centrale thema van het taoïsme is de allesomvattende universele natuurwet (‘Dao’ = Weg), waaraan men zich als mens moet aanpassen. De natuur in deze brede zin zou bestuurd worden door de interactie van de kosmische krachten, Yin en Yang. Het taoïsme in zijn meest brede zin dan ook in hoge mate hand in hand met de Chinese klassieke natuurfilosofie.
Leven in eenheid met de natuur is een belangrijk ideaal. De door de mensen ingerichte maatschappij wordt als kunstmatig gezien. Het zich terugtrekken uit de mensenwereld is één van de typisch taoïstische fenomenen. De ideale klassieke taoïstische geleerde wordt meestal voorgesteld als een kluizenaar en een mystieke individualist. Later heeft het taoïsme ook religieuze trekken aangenomen. Was het taoïsme van oorsprong een filosofie zonder specifieke goden, later heeft het zich ontwikkeld als een ware volksreligie en een hele massa goden, heiligen en andere schimmige wezens aan het pantheon toegevoegd. Hierbij ondervond het een sterke (wederzijdse) invloed van het boeddhisme. De magische rituelen stammen in veel gevallen waarschijnlijk af van een oeroud sjamanisme.
Het taoïsme heeft zich o.a. van oudsher beziggehouden met onsterfelijkheid en methoden om dit te bereiken. Vele pogingen zijn gedaan en claims geponeerd om het hulp van magie en alchemie het benodigde levenselixer samen te stellen. Ook werd de alchemie beoefend om bijvoorbeeld goud te bereiden. Hierdoor waren het vooral taoïsten die aan de wieg stonden van de ontluikende natuurwetenschappen in China. Men veronderstelt wel dat de voortrekkersrol van deze wetenschappelijke dilletanten China in feite geen dienst bewezen heeft. Doordat natuurwetenschappen lange tijd vereenzelvigd werden met mystiek en toverkracht werden ze veracht door de wereldlijke macht. Dit voorkwam mogelijk dat de natuurwetenschappen in de Chinese maatschappij eenzelfde baanbrekende rol gekregen hebben als in het westen.
Taoïstische geschriften
Het belangrijkste boek van het taoïsme is de Tao Te Tjing (“Het boek over de Weg en de Deugd”). Dit boek bevat elementen van de leer toegeschreven aan de legendarische filosoof Lao Tze en bestaat uit een groot aantal mystieke spreuken in de geest van het taoïsme. Bekend zijn ook de paradoxen uit dit boek. Het wordt nu toegeschreven aan Li Er, die een tijdgenoot van Confucius geweest zou zijn. In de jaren 70 van de 20e eeuw kwam uit een graf uit de Han-dynastie (bij Mawangdui, provincie Hunan) een manuscript van de Daodejing geschreven op bamboelatjes, tevoorschijn. Het was in het bezit van de zoon van de markies van Dai, die in 186 v.Chr. gestorven en in het graf bijgezet was. Deze kopie van de Tao Te Tjing is de oudste versie van dit geschrift ooit gevonden.
Het tweede belangrijke boek van het taoïsme is de ‘Zhuangzi’, vernoemd naar de eveneens legendarische auteur. Dit boek gaat over de ideeën en daden van Lao Tze. Het propageert de eenvoud in het leven, zonder hartstocht en zonder kennis. Het werk dateert waarschijnlijk uit de eerste eeuwen voor Christus.
In 2006 verscheen een Nederlandse vertaling van de hand van de bekende sinoloog en Tao-meester Kristofer Schipper. Zie de bespreking door Michel Dijkstra van deze Nederlandse vertaling van de Zhuangzi elders op GeleDraak.nl.
Het religieuze taoïsme
De ontwikkeling van het taoïsme naar een volksreligie vond plaats vanaf de tweede eeuw, tijdens het verval van de Han-dynastie. Er ontstond een soort kerkelijke organisatie met aan het hoofd de ‘Hemelse meester’ (Tianshi) met vastgelegde rituelen rondom een groot aantal goden en heiligen. Een deel van de leer ging over allerlei mystieke eigenschappen geassocieerd met naturlijke fenomenen, zoals bergen, rivieren, de vijf elementen, enz. De gelovige probeerde door tussenkomst van de goden en mystieke praktijken zijn lot op aarde te verbeteren of zelfs onsterfelijkheid te bereiken. De eerste Hemelse Meester was Zhang Daoling (34-156). Hij werd de leider van een door hem opgerichte sekte, de Tianshi, en werd door zijn zoon opgevolgd. Deze erfopvolging werd steeds voortgezet en de lijn van Hemelse Meesters heeft zich tot op de huidige dag (in Taiwan) doorgezet.
Rond het midden van de 2e eeuw brak de bloedige opstand der zgn. Gele Tulbanden uit tegen het gezag van de Han. Deze opstand werd geïnspireerd en ondersteund door taoïsten. De opstand zelf werd snel – en bloedig – onderdrukt, maar de opvolgers van Zhang Daoling wisten tussen 184 en 215 een practisch onafhankelijke taoïstische staat te stichten in het noordwesten van de huidige provincie Sichuan.
Tijdens de periode van verdeeldheid (van ca. 220 – 581) verspreide de taoïstische religie zich verder over geheel China, vaak in concurrentie met het boeddhisme. De Tang-dynastie (618 – 906), die meestal vooral met het boeddhisme wordt geassocieerd, was ook voor het taoïsme een bloeitijd. Verschillende Tang-keizers waren fanatieke taoïsten. Vooral toen taoïstische geleerden aannemelijk konden maken dat de keizerlijke familie zou afstammen van Lao Tze. Het aantal taoïstische kloosters bereikte een hoogtepunt evenals de hoeveelheid verzamelde en van commentaar voorziene geschriften. De bloei werd tijdens de Song-dynastie voortgezet. Vooral de door zijn artistieke prestaties (en catastrofale politiek) bekendstaande keizer Huizhong (r. 1101-1125) steunde het taoïsme sterk o.a. door zijn politiek en de bouw van vele tempels. Aanvankelijk waren de Mongoolse heerser van de Yuan-dynastie (1276-1368) het taoïsme gunstig gezind, maar door allerlei intriges van boeddhistische tegenstanders keerde het tij en ontaardde vanaf 1281 zelfs in onderdrukking en vervolgingen. Tijdens de dynastieën van de Ming en Qing konden de taoïsten hun activiteiten weer voortzetten, maar speelden geen hoofdrol meer in politiek en maatschappij. Tegenwoordig is het taoïsme vooral populair in Taiwan, Hong Kong en onder Chinese overzeese emigranten. Sinds het einde van de Culturele Revolutie worden taoïstische religieuze activiteiten ook in de Volksrepubliek weer getolereerd.
Taoïstische scholen
Evenal het boeddhisme heeft ook het taoïsme verschillende scholen (of sekten) voortgebracht. Behalve de bovenvermelde Tianshi-sekte, noemen we er hier nog twee.
In de vierde eeuw ontstond de Maoshan sekte, genoemd naar een gebergte in Jiangsu. Deze sekte werd ook Shangqing genoemd, naar de woonplaats van een aantal onsterfelijken die de leer van de sekte geopenbaard zouden hebben aan ene Yang Xin. De geschriften waarin de leer is neergelegd dateren van het einde van de vijfde eeuw.
De school van de “complete vervolmaking”, Quanzhen, opgericht in 1127, heeft vele confucianistische en boeddhistische elementen in haar leer opgenomen. Inhoudelijk spelen ascese en meditatie een voorname rol. De grondlegger was Wangzhe, die een ontmoeting met een der ‘onsterfelijken'(Lü Dongbin) zou hebben gehad. Bekende centra waar deze sekte actief is, zijn het “Klooster van de Witte Wolken”, Baiyuan Guan, in Beijing en de Yongle Gong, “Paleis van de eeuwige vrede” nabij de stad Yuncheng in het uiterste zuid-westen van Shanxi.